De anatomie van een beenprothese
Afhankelijk van het amputatieniveau wordt de prothese opgebouwd uit verschillende onderdelen. Bij een onderbeenprothese zien we een liner, koker, buis en voet. Deze onderdelen worden met elkaar verbonden door verschillende soorten adapters. Bij een bovenbeenprothese zien we naast deze onderdelen ook nog een kniegewricht. Hieronder lichten we alles even toe.
Een liner zit precies aangesloten aan de huid om de stomp stevig in te pakken en de huid te beschermen. Een liner wordt gebruikt om de prothese aan vast te maken. Liners zijn er van verschillende materialen, waarbij wij altijd gebruik maken van silicone, omdat dit voor de huid zeer vriendelijk is. Het voorkomt zoveel mogelijk de huidproblemen die kunnen ontstaan en het is zeer gemakkelijk schoon te maken.
De koker is de maatwerk verbinding tussen de stomp en de rest van de prothese. De vorm van de koker wordt individueel op maat gemaakt. Een goede pasvorm is hierbij heel belangrijk. Niet alleen moet de koker zorgen voor comfort, ook is het belangrijk dat deze stabiliteit geeft tijdens het lopen, zo min mogelijk beweging toelaat en de juiste compressie geeft op de weke delen van de stomp. Als er nog veel verandert aan de vorm en het volume van de stomp, bijvoorbeeld bij de eerste prothesevoorziening na de amputatie, kan de instrumentmaker besluiten om gebruik te maken van een proefkoker. Dit is een doorzichtige tijdelijke koker waar gemakkelijk(er) aanpassingen gedaan kunnen worden. Door de transparantie kan de stomp in de koker nauwlettend in de gaten worden gehouden. Na een bepaalde tijd wordt deze koker vervangen door een definitieve koker, die sterker en duurzamer is.
De voet zorgt voor zowel stabiliteit als mobiliteit. Stabiliteit zodat je stevig kunt staan, mobiliteit zodat je goed kunt afwikkelen en daarnaast gebruik kunt maken van de energie die tijdens het lopen opgeslagen kan worden in de voet en teruggegeven worden door de voet. Het principe van het opslaan en teruggeven van energie ontstaat door het gebruik van koolstofvezel in prothesevoeten. Doordat de voet is opgebouwd uit vele verschillende lagen kooltofvezel, kan de prothesevoet gebruikt worden als een veer. We zien dit principe in extreme vorm in de sportvoeten die gebruikt worden door paralympische sporters, maar ook in prothesevoeten die gebruikt worden voor dagelijkse activiteiten. De energie die teruggegeven wordt door de voet helpt je namelijk om de volgende stap te maken.
Adapters zorgen ervoor dat alle protheseonderdelen met elkaar worden verbonden. Ook kan met adapters de lengte en stand van de prothese worden aangepast. De instrumentmaker meet de lengte en hoek van de stomp op, en zorgt ervoor dat de prothese daarop wordt aangepast. De stand van de prothese, uitlijning genoemd, is erg belangrijk voor het gebruik van de prothese. Deze zorgt namelijk voor de stabiliteit en veiligheid, maar ook voor het toelaten van beweging en het maken van een goede afrolbeweging met de voet. Dit is erg belangrijk voor een zo goed en zo mooi mogelijk looppatroon. Het is niet toegestaan om zelf aanpassingen aan de prothese te doen, ongelukken door een verkeerde uitlijning zijn immers ongewenst.
Bij een bovenbeenprothese zien we naast de onderdelen van de onderbeenprothese ook nog een protheseknie. Omdat het eigen kniegewricht is weggenomen bij de amputatie wordt de prothese van een protheseknie voorzien, zodat het buigen van de prothese mogelijk is. Voor de één noodzakelijk om te kunnen zitten, voor de ander gewenst om een mooie zwaai te maken tijdens het lopen. Er zijn verschillende soorten protheseknieën, afhankelijk van de activiteiten die je met de prothese wil gaan doen kiest de instrumentmaker de best passende protheseknie.